Stationsstraat 24
Inleiding
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Het pand uit de overgangsarchitectuur, met invloeden vande Chaletstijl (bovenbouw), Jugendstil (geglazuurde stenen en glas-in-lood ramen) en Rationalisme (hardstenen lateien), is in 1911 gebouwd op een tabs naar voren toe lopend perceel en bestaat uit een antal samengestelde bouwvolumes. De twee hoofdvolumes bestaan uit een rechthoekig bouwdeel met drie bouwlagen, waarvan de derde onder een zadeldak met wolfseinden en ter rechterzijde een smal rechthoekig en korter bouwdeel met drie bouwlagen, waarvan de derde onder een, boven het zadeldak uitstekend schilddak, waarbij de beide linker dakvlakken in elkaar overvloeien. Beide daken zijn belegd met rood/oranje verglaasde Tuile du Nordpannen en zwart verglaasde nolvorsten, met op de uiteinden een zinken piron en staan loodrecht op de Stationsstraat. In de rechterzijde van het schilddak een dakkapel met een aangesleept pannendak. De voorgevel van het linker bouwdeel van het hoofdvolume is in rode baksteen opgetrokken en heeft op de beganegrond eem tweetal hoge vensters met glas-in-lood bovenlichten, op de eerste verdieping een uit vier delen samengesteld venster met glas-in-lood bovenlichten en op de tweede verdieping een laag, uit vijf delen samengesteld venster met gedeeltelijk glas-in-lood, met houten luiken links en rechts, onder een toog van groen verglaasde verticale stenen. Alle overige vensters in het pand zijn geplaatst onder een door relief versierde, natuurstenen latei, met daarboven, inde breedte van de vensters, eens trook verticaal geplaatste groen geglazuurde stenen. Onder alle vensters een groen geglazuurde gemetselde dorpel. De topgevel, tot aan de bovenzijde van het venster op de eerste verdieping, is voorzien van een wit gesausde pleisterlaag. In de gevel een drietal accentgeel gesausde, gepleisterde speklagen met op elk hoekpunt en aansluiting met een vensterkozijn een natuurstenen aanzetsteen. De achtergevel van het linker bouwdeel heeft een gelijke gevelopbouw in materiaal en uitvoering als de voorgevel, met dien verstande dat zich hier op de beganegrond een serre met twee openslaande deuren en zijvensters bevindt met daarboven een smalle strook glas-in-lood bovenlichten, inclusief een schuin aflopend glazen dak en op de eerste verdieping zich een uit twee delen samengestelde venster met bovenlicht met roedeverdeling bevindt, een kozijn met openslaande deuren en een bovenlicht met roedeverdeling en een balkon met een niet meer origineel ijzeren balustrade. Het linker bouwdeel is voorzien van een op de bouwmuur liggende houten bakgoot met geschulpte rand, met aan de voor en achterzijde een houten afwerking die aan de uiteinden licht uitzwenkt. Het rechter bouwdeel van het hoofdvolume is evenals in rode baksteen opgetrokken, met in de voorgevel op de beganegrond de houten ongeschilderde voordeur met een venster met roedeverdeling en glas-in-lood en een bovenlicht van glas-in-lood. Daarboven een rijk gedetaiileerde aangesleepte, met pannen afgedekte, overkapping. Op de eerste verdieping een hoog venster met glas-in-lood bovenlicht. Vanaf de speklaag onderaan het glas-in-lood bovenlicht tot onderkant goot een wit gesauste pleisterlaag. Speklaag en pleisterwerk lopen via de zijmuur door naar de ahtergevek. In de zijgevel een kelderraam met glas-in-lood. Hierboven drie verticale glas-in-lood ramen, aan de onderzijde verspringend in de lijn van de trapopgang, met daarboven in dezelfde lijn drie kleinere vierkante glas-in-lood ramen. De achtergevel wordt door een plat afgedekt bouwvolume omsloten. De buiten de gevel stekende, geprofileerde houten bakgoot wordt gedragen door houten klossen, ondersteund door houten aanzetten. Deze aanzetten worden beaccentueerd door in de kleur van de speklaag aanwezige gepleisterde panelen en dubbele aanzetten. Ter rechter zijde van de twee hoofdvolumes bevinden zich een tweetal aangebouwde, plat afgedekte bouwolumer, waarbijd e rechter zijgevels evenwijdig lopen met de schuine perceelsgrens. Het voorste bouwdeel bestaat uit twee bouwlagen in rode baksteen opgetrokken en evenals het rec hter hoofdvolume voorzien van een speklaag met daarboven, tot de overstekende en op houten klossen gedragen dakrand, een wit gesauste pleisterlaag. In de gevek op de beganegrond, vensteropeningen van glas-in-lood, een achterdeur met glas-in-lood bovenlicht, een smal en een dubbel raamvenster met glas-in-lood bovenlichten en een met specie dichtgezette opening ter plaatse van eht closter voor de in 1934 verdwenen poepdoos. Op de verdieping bevindt zich in de achtergevel een samengestelde raampartij met bovenlichten met roedeverdeling en in het midden een tweetal openslaande deuren. Het achterste gedeelte bestaat uit één bouwlaag, in rode baksteen opgetrokken tot de overstekende en op houten klossen gedragen dakrand en gedeeltelijke met de zijgevel op de schuine erfgrens. In de zijgevel een tweetal hooggeplaatste glas-in-lood vensters en de overdekte toegangsdeur met glas-in-lood en glas-in-lood bovenlicht naar de kantoorruimte. Inde achtergevel eeen deurkozijn en raamvenster, beide met bovenlicht. In een verspringing in de achtergevel, is een in oorsprong dubbel raamvenster dichtgemetseld in verband met een in 1969 gerealiseerde, maar nu reeds gesloopte archiefruimte. Daarboven een glas-in-lood bovenlicht. Het interieur en plattegrond zijn nog grotendeels in originele staat, zoals de veertien binnendeuren met glas-in-lood ramen en houten lijsten (minimalistaisch Jugendstil), stucplafonds en plafondllijsten, schouwen op zowel de beganegrond als de verdieping, vestibule met Jugendstil tegels, trapopgang met drie (in lijn met stijglijn trap) verticale glas-in-lood ramen met daarboven in dezelfde lijn drie kleinere vierkante glas-in-lood ramen en in Jugendstil gedetailleerde houten hekwerken, traditionalistisch uitgevoerde houten trappaal met van oorsprong gaslamp (nu elektrisch), granito vloer in grijs met rode band rondom in vestibule, gang en privaat (op ijzeren balkjes), met extra mozaikversiering in vestibule, de overige houten vloeren, kelderruimte via een gedetailleerde trap te bereiken, en-suite deuren tussen voor- en achterkamer. De notariskamer in de platte aanbouw met een houten wand met kastdeuren ter wegwerking van de schuine wand op de erfscheiding. De openslaande deuren van de achterkamer naar de serre zijn verdwenen, maar de houten lijst rondom deze opening is nog wel aanwezig. Het hekwerk aan de straatzijde is niet meer origineel, op één deel na dat op de erfgrens met nr. 24 staat. Het pand is beschermenswaardig als fraai voorbeeld van de overgangsarchitectuur en vanwege het nagenoeg intacte interieur met vele (minimalistische) Jugendstil accenten (die haast aan de op dat moment niet bestaande Art Deco doet denken) en het rijkelijk aanwezige glas-in-lood. Tevens is het pand beschermenswaardig vanwege de plaats in het oeuvre van architect L.W.A. de Blinde.
| Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
|---|---|---|---|---|
| Werk-woonhuis | – | – | Oorspronkelijke functie | – |
| Woonfunctie | Woningen en woningbouwcomplexen | – | Huidige functie | – |
| Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Stationsstraat | 22 | – | 8601GE | – | – | – | – |
Inleiding
Omschrijving
Inleiding