Eenvoudige boerderij, gelegen aan het eind van een lange toegangsweg, waarlangs sloot met knotwilgen. De voortuin sluit aan op het restant van een oude boomgaard met hoogstam fruitbomen. Zadeldak met wolfseinden. Behalve de onderste dakranden ter plaatse van het achterhuis, welke gedekt zijn met gesmoorde Oudhollandse pannen, is het dak met riet gedekt. Symmetrische voorgevel met zesruits schuiframen ter weerszijden van de voordeur met bovenraam, alsmede twee kleine draairamen onder wolfseind (het oorspronkelijke zolderraam is dichtgemetseld). Het voorhuis is in 1928 gemoderniseerd. In de zijgevels van het voorhuis bevinden zich kleine raamkozijnen en een deur: de zijgevels van het achterhuis zijn voorzien van kleien gietzijzeren stalramen. Achtergevel: symmetrisch met deuropeningen en hooiluik onder wolfseind. De houten hoofdconstructie en de constructie van de sporenkap zijn nog geheel oorspronkelijk. De stoep voor de voordeur is een deel van een molensteen van de voormalige windkorenmolen aan de Oosterhoutsedijk. Bij het huis is een druivenkas gebouwd van het type, dat bij de opkomst van de Oostbetuwse kastuinbouw in grote aantallen in de streek werd overgebracht uit het westland, waar ze als verouderd werden afgestoten en vervangen door modernere kassen. Inmiddels is ook de Betuwe aan modernisering toe, waardoor dit type bouwwerk ook hier zeldzaam wordt. Naast de kas nog drie van oorspronkelijk acht - platte kweekbakken zoals deze in deze streek veel werden toegepast: zogenaamde Lentse ramen. Bouwjaar: tussen 1834 1879, verbouwd in 1888.