"Bedrijfscomplex ""Landbouwbelang""", Weert

Inleiding

Op een groot, rechthoekig perceel aan de Industriekade 12 bevindt zich een gefaseerd uitgebreid bedrijfscomplex dat thans bekend staat als 'Landbouwbelang'. Het perceel wordt begrensd door de Energiestraat in het westen, belendende bebouwing in het oosten, de Penitentenstraat in het zuiden en de Industriekade met Zuid-Willemsvaart in het noorden.

Aan de Industriekade is aan het begin van de twintigste eeuw onder invloed van de goed op gang gekomen industriële ontwikkeling een markant lineair bebouwingspatroon tot stand gekomen, bestaande uit overwegend vroegindustriële ondernemingen, gericht op de handel, opslag en vaak bewerking en verwerking van vooral agrarische producten.

De te beschermen delen van het bedrijfscomplex zijn tot stand gekomen in de periode 1912-1929 en omvatten een in de kern uit 1912 daterend volume waarin een voormalig MAGAZIJN annex MAALDERIJ en een aangrenzend, uit 1927-1929 daterend volume waarin een voormalige LOODS met MAGAZIJN, een hoge SILO en een LOSKRAAN met BRUG. Het aarden talud van de Zuid-Willemsvaart gaat ter plaatse van het bedrijfscomplex over in een KADEMUUR met aanlegplaatsen voorzien van bolders.

Het volume uit 1927-1929 werd in opdracht van Landbouwbelang ontworpen door de architecten C. en J. Franssen in samenwerking met ingenieur F. Mieland in een stijl die invloeden vertoont van de Art Déco en het Nieuwe Bouwen. Het aangrenzende volume uit 1912 werd gebouwd in opdracht van de graan- en zadenhandelaar J. Hendriks Meeuwis en was oorspronkelijk opgetrokken in traditionele bouwtrant. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd dit volume gebruikt als mobilisatiekazerne en in 1920-1921 als meel- en veevoederfabriek. In 1921 vestigde Landbouwbelang zich in het pand. In 1953-1955 werd de uiterlijke verschijningsvorm van dit deel door architect Jos Franssen aangepast aan die van het jongere volume. Het is opmerkelijk dat de bedrijfsgebouwen, waaronder het hoge silogebouw, de oorlogsjaren vrijwel ongeschonden hebben doorstaan, dit in tegenstelling tot veel silogebouwen en vestigingen van Landbouwbelang elders. De bedrijfsuitoefening eindigde in 1995. Sindsdien staat het complex grotendeels leeg.

Op grond van de leeftijd vallen buiten de rijksbescherming: de zuidwaartse uitbreiding van de veevoederloods uit 1953-55 (eveneens van architect J. Franssen), de zuidwaartse uitbreiding van de silotoren uit respectievelijk 1953-55 en 1961-62 (J. Franssen en het bouwbureau van de L.L.T.B.) en twee aan de oostzijde gesitueerde loodsen uit de jaren zestig (bouwbureau van de L.L.T.B.). Deze volumineuze naoorlogse uitbreidingen en nieuwe bedrijfsgebouwen, grotendeels in stijl aangepast aan de oudbouwen, illustreren de naoorlogse behoefte aan schaalvergroting en concentratie op de productie van veevoeders. Het is opmerkelijk dat deze in Weert zijn gerealiseerd zonder grootschalige sloop van de oudere bedrijfspanden.

Landbouwbelang is voortgekomen uit de Limburgse Landbouwbond en is van uitermate groot belang geweest voor de ontwikkeling van de agrarische sector in Limburg. De coöperatie was in eerste aanleg toeleverancier van grootschalig ingekochte kunstmeststoffen die met een zeer aantrekkelijke prijs-kwaliteitverhouding op de markt gebracht werden. Daarnaast van andere, deels zelf vervaardigde bedrijfsbenodigdheden zoals veevoederartikelen, zaai- en pootgoed. Na de oprichting in 1914 groeit de coöperatie sterk en opent in de eerstvolgende decennia diverse vestigingen in Limburg, die zich vervolgens weer in snel tempo uitbreiden en vernieuwen. De vestiging in Weert is het eerste bedrijfspand dat door Landbouwbelang in Limburg in gebruik wordt genomen. In 1939 haalt de vestiging Weert - bij Landbouwbelang bekend als het 'centraal-magazijn' - van alle vestigingen verreweg de hoogste omzetcijfers met voederartikelen, kunstmeststoffen en aanverwante goederen. Weert is dan bovendien de grootste fabrikant en leverancier van veevoeders.

Omschrijving

Het gedeeltelijk vrijgelegen bedrijfsgebouw beslaat een onregelmatige plattegrond, bestaat uit verscheidene aaneengegroepeerde ruimten van afwisselende hoogte en is opgetrokken in zowel baksteen als gewapend beton, ijzer en staal. Het beschermenswaardige deel van de gevelwand aan de Industriekade telt tien traveeën.

De meest westelijke drie traveeën maken deel uit van het oudste, in de kern uit 1912 daterende pand. Het bestaat uit drie bouwlagen plus een onder het gehele pand lopende kelder. Het beslaat een rechthoekige plattegrond, loodrecht op de Zuid-Willemsvaart gesitueerd. De straatgevel is symmetrisch. Ook na de aanpassingen in 1953-55 is de oorspronkelijke, verticale geleding van de buitengevels in tact gebleven. Dit wordt bewerkstelligd doordat de kolommen van het inwendige skelet als lisenen in de buitenmuren zijn opgenomen. Ze geleden de voor- en achtergevel in drie, en het vrijliggende deel van de rechter zijgevel in zeven traveeën. In de gecementeerde plint onderlangs de rechter zij- en achtergevel bevinden zich nog de originele, segmentboogvormige kelderlichten.

Opmerkelijk is de inwendige constructie van dit bouwvolume. Een ijzerskelet versterkt het in baksteen opgetrokken pand. Afgepleisterde bakstenen kolommen ondersteunen ijzeren moer- en (dubbele) kinderbalken waarop zowel troggewelven met vlak afgewerkte bovenkanten (kelder en eerste bouwlaag) als een houten balkenzoldering (tweede bouwlaag) rusten. Rond 1929 werd een aantal kolommen met een betonmantel omkleed. Aan de gevarieerde samenstelling van de verdiepingsvloeren en kolommen zijn het voormalige gebruik en de belasting der ruimten direct afleesbaar: vooral de vloeren van de eerste en tweede bouwlaag, waar grondstoffen werden getransporteerd of lagen opgeslagen, moesten grote lasten kunnen dragen. Toen eind jaren twintig van de 20ste eeuw aan de linkerzijde van het pand een houten silo werd ingebouwd, werden in de eerste bouwlaag de drukkrachten op de ondersteunende bakstenen kolommen zo groot dat ze aan deze zijde moesten worden ingebetonneerd. Inwendig is de oorspronkelijke bedrijfsvoering nog afleesbaar aan diverse bewaard gebleven installaties en voorzieningen, gericht op opslag, lossen, laden, doseren, personentransport, malen en administratieve handelingen. Van belang is onder andere een zich over drie bouwlagen uitstrekkende houten bunker voor de opslag van diverse grondstoffen, samengesteld uit volledig demontabele houten plankdelen. De in situ geïnstalleerde bunker bestaat uit diverse compartimenten, in de derde en tweede bouwlaag toegankelijk via stortluikjes en aan de onderzijde in de eerste bouwlaag afgesloten met plaatijzeren kegels waarop ijzeren schuifwerken zijn gemonteerd voor het gedoseerd afzakken van de grondstoffen. De bunker is een vroeg product uit de machinewerkplaats van de firma Poeth uit Tegelen, een pionier op het gebied van moleninstallaties. Het spoor voor de destijds onderlopende kaarweegschaal is nog aanwezig. Verder is van belang een in het werk gestorte, betonnen wenteltrap (circa 1929) met ijzeren handlijst die vanuit de zakkenkelder naar de derde bouwlaag leidt. In de zakkenkelder bevindt zich een aantal forse molenfundamenten als enig overblijfsel van de eens aanwezige, en voor hun tijd zeer progressieve hamermolens voor het vermalen van granen of graanmengsels voor de productie van veevoeders. Vanaf de jaren dertig van de 20ste eeuw werden ze mondjesmaat geïntroduceerd in (grotere) maalderijen, maar pas in de jaren vijftig begonnen ze gemeengoed te worden. In Weert werd echter al vanaf het midden van de jaren twintig met hamermolens gewerkt. Verder is in de tweede bouwlaag een duidelijk herkenbare kantoorruimte gesitueerd die middels een grote vensterpui van de werkvloer is afgescheiden.

Aan de linkerzijde (oostzijde) grenst een zeven traveeën breed bedrijfsvolume waarvan het oudste deel uit 1927-1929 dateert. Dit deel bestaat uit een vanaf de kade toegankelijk magazijn (in het rechter deel van het pand gesitueerd), een silotoren (aan de zuidzijde) en een eveneens vanaf de kade toegankelijke veevoederloods (linker deel pand) met een aangrenzende kraan- en loopbrug die tot boven de aanlegplaatsen in de Zuid-Willemsvaart reiken. Het drielaags magazijn en de belendende eenlaags veevoederloods met loskraan sluiten in hoogte nagenoeg aan bij het volume uit 1912. De drielaags silo is circa twee maal zo hoog. Van de linker gevel zijn het voorste deel en een hooggelegen vensterstrook vrijgelegen, overigens grenzen aan deze gevel naoorlogse uitbreidingen. Aan de achterzijde is het volume na de oorlog grootschalig uitgebreid; de oorspronkelijke bouwnaden zijn echter nog aanwezig. Het totale object besloeg in oorspronkelijke opzet een nagenoeg vierkante plattegrond.

De kadegevel is vooral functioneel ingedeeld zonder veel opsmuk. Een betonskelet geleedt de kadegevel in zeven traveeën. De middelste travee wordt enigszins benadrukt. Op de begane grond bevindt zich in de middelste travee een met een rolluik afsluitbare onderdoorgang naar de achterzijde van het bedrijfspand. Boven de doorgang het opschrift 'Landbouwbelang'. De travee wordt bekroond met een vlaggenstokhouder in Art Déco-stijl. Oorspronkelijk bevonden zich ter weerszijden van deze doorgang los- en laadperrons onder ijzeren rolluiken (thans nog slechts ten dele bewaard). De gevel wordt bekroond met een licht gekanteelde balustrade. Horizontale vensterstroken, waarin stalen vijflichten voor het magazijn en achtlichten voor de veevoederloods, verlichten het pand. In de linker gevel van de veevoederloods bevindt zich onder de dakrand ook nog een reeks van stalen vijflichten. Het uit 1927-1929 daterende deel van de silotoren is stilistisch overeenkomstig vormgegeven. In de derde bouwlaag bevindt zich een aan drie zijden omlopende strook kleine vensters onder betonnen luifeltjes.

De constructie van dit volume bestaat uit een skelet van gewapend beton, waarvan de stijlen en regels in de buitengevels een rasterpatroon vormen. Bij het magazijn is dit raster in de voorgevel opgevuld met baksteen; inwendig is de ruimte geleed door betonnen vloeren en zolderingen, ondersteund door betonnen kolommen waarop moer- en kinderbalken met rechte aansluitingen. Ook het betonskelet van de drielaags silotoren is grotendeels opgevuld met baksteen. Inwendig wordt de ruimte geleed door betonnen zolderingen en dito scheidingswanden waardoor (in de aanleg van 1927-1929) een negencellige siloruimte wordt gecreëerd. Bij de hoge, eenlaags veevoederloods is het raster aan de bovenzijde opgevuld met baksteen (voor- en zijgevels) en aan onderzijde gebetonneerd (zijgevel); inwendig geleden volwandige betonnen portaalspanten de ruimte. De spantbenen verjongen zich neerwaarts en zijn aan de bovenzijde voorzien van consoles waarop een railinstallatie voor een bestuurderscabine met kraan rust. Deze railinstallatie reikt vanuit de veevoederloods tot boven de aanlegplaatsen in de Zuid-Willemsvaart. De railinstallatie is aan de buitenzijde opgehangen aan een ijzeren, in Deventer vervaardigde loskraan, samengesteld uit driezijdig met elkaar verbonden V-vormige vakwerkliggers, versterkt door twee opbouwen met trekstaven en rustend op een zich neerwaarts verjongende vakwerkstijl waarvan de twee voetpunten op de kademuur uitkomen. Ter halver hoogte reikt vanaf de veevoederloods tot boven de kademuur een betonnen loopbrug met ijzeren balustrade.

Diverse ruimten, installaties en voorzieningen, alle gericht op opslag, lossen, laden, doseren en het interne personentransport, geven nog een goede indruk van de oorspronkelijke bedrijfsvoering. De silotoren, met een oorspronkelijke capaciteit van negen cellen voor 1800 ton, illustreert evenals de veevoederloods en het magazijn de behoefte om grote hoeveelheden goederen op te slaan. Uitwendig verwijzen de loskraan (met vernieuwde bestuurderscabine), de loopbrug, de kademuur met aanlegplaatsen in de Zuid-Willemsvaart en een enkel overgebleven los- en laadperron met rolluik naar het lossen, laden en doseren van goederen. Inwendig is in dit verband, in het plafond van de onder het magazijn gesitueerde doorgang, een reeks handmatig te bedienen schuifmechanieken voor het gedoseerd afzakken van diverse grondstoffen bewaard gebleven. Verder zijn de negen kegelvormige, uit 1927-1929 daterende, betonnen afvulmonden onder de silocellen van belang. In de silotoren is een betonnen bordestrap met drie armen bewaard gebleven.

Waardering

Het voormalig bedrijfsgebouw van 'Landbouwbelang' is van algemeen belang.

Het object heeft cultuurhistorische waarden. De vestiging in Weert, eertijds met de hoogste omzet van alle vestigingen van Landbouwbelang en de grootste producent van veevoeders, is van belang als vroegindustriële exponent van de zich sinds het begin van de twintigste eeuw sterk ontwikkelende agrarische sector in Limburg. Landbouwbelang kan daarbij gezien worden als verreweg de belangrijkste vertegenwoordiger van de belangen van de Limburgse boeren. Daarnaast is het bedrijf in typologisch opzicht van belang, zowel als grootschalige mengvoederfabriek, waarvan er in de jaren dertig en veertig van de 20ste eeuw maar zeer weinig waren, als vanwege het feit dat binnen één bedrijf diverse ontwikkelingsstadia van silo's afleesbaar zijn, getuige de bewaard gebleven, zeer zeldzame houten bunker met plaatijzeren afvulmonden en de betonnen silocellen met dito afvulmonden. Tenslotte kan ook de loskraan, als een van de weinige bewaard gebleven grootschalige vooroorlogse exemplaren, van belang worden geacht voor de typologische ontwikkeling van los- en laadinstallaties. Verder is de vestiging in Weert van belang als pionier in bedrijfshistorisch, bedrijfsorganisatorisch en installatietechnisch opzicht. Het bedrijf in Weert is het eerste, en daarmee oudste pand van Landbouwbelang in Limburg. Het bedrijf bood kleinere afnemers de gunstige nieuwe mogelijkheid om verschillende, in het magazijn opgeslagen artikelen in samenlading af te nemen, terwijl men voorheen van elk gewenst artikel één wagonlading diende te betrekken. Daarnaast etaleren de voor hun tijd zeer progressieve hamermolens, waarvan thans nog enkel de grote funderingen resteren, de moderne silo's met afvulmonden en de afzakmechanieken het innovatieve karakter van het bedrijf.

Het object heeft architectuurhistorische waarden. Het binnen één bedrijf aanwezige scala aan toegepaste constructietechnieken, waaronder het ijzeren vakwerkskelet van de loskraan, de vollewand portaalspanten in de voormalige veevoederloods en het meer reguliere ijzer- en betonskelet in de overige ruimten, is van belang voor de geschiedenis van de bouwtechniek. Daarnaast is het object, als grootschalig bedrijfspand voor de agrarische sector, van groot belang binnen het oeuvre van de architecten Caspar en Jos Franssen, bij uitstek bouwers van religieuze objecten. De houten bunker is van belang als een van de eerste producten uit de machinewerkplaats van de firma Poeth uit Tegelen, een pionier op het gebied van moleninstallaties. Alhoewel er bij het gehele object geen sprake is van een in architectonisch opzicht kwalitatief hoogwaardig ontwerp, bezit het volume uit 1927-1929 enige architectonische waarde vanwege de poging een dergelijk rationeel ontworpen bedrijfsgebouw op te sieren met detaillering in Art Déco-stijl.

Het object bezit ensemblewaarden. Duidelijk herkenbaar is de historisch-ruimtelijke relatie met de omliggende aan- en afvoerroutes als de Industriekade en Zuid-Willemsvaart, bouwkundig tot uitdrukking komend in de kademuur met aanlegplaatsen in het kanaal en de los- en laadvoorzieningen. Verder is het object door grootte en hoogte van belang voor het aanzien van de historische bebouwing aan de Industriekade. Bijzonder in dit verband is de ensemblewaarde van het complex als essentieel onderdeel van een groter, historisch gegroeid lineair industrielandschap aan de Industriekade, dat in zijn totaliteit cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig van belang is. De kade wordt gekenmerkt door een aantal vroegindustriële ondernemingen, gericht op de handel, opslag en vaak bewerking en verwerking van vooral agrarische producten. Zij vormen tesamen een inmiddels in Limburg reeds vrij zeldzaam geworden lineair industrielandschap, historisch gegroeid vanaf het begin van de twintigste eeuw, dat in zijn totaliteit getuigenis aflegt van de sociaal-economische ontwikkeling van Weert.

Het object is van belang vanwege de gaafheid en herkenbaarheid. In algemene zin kan opgemerkt worden dat de vestiging van Landbouwbelang in Weert, in tegenstelling tot veel vestigingen elders, de oorlogsjaren vrij ongeschonden heeft doorstaan. Bovendien zijn in Weert de vele naoorlogse uitbreidingen en moderniseringen gerealiseerd zonder grootschalige sloop van de oudere bedrijfspanden. Van het bedrijfspand uit 1927-1929 zijn de hoofdvormen, diverse installaties en interieurelementen gaaf bewaard gebleven. Alhoewel het casco van het bedrijfspand uit 1912 ingrijpende wijzigingen heeft ondergaan, is het beeld van de oorspronkelijke bedrijfsvoering hier nog zeer goed reconstrueerbaar aan de hand van enkele gaaf overgeleverde interieurelementen in combinatie met de gevarieerde constructietechniek.

Het object bezit zeldzaamheidswaarde, aangezien in vergelijking met andere vestigingen van Landbouwbelang vooral in Weert de gefaseerde uitbreidingen nog tot op de dag van vandaag in relatieve compleetheid te aanschouwen zijn. In typologisch opzicht is de Weerter vestiging zeldzaam als een van de weinige, reeds in de jaren dertig van de 20ste eeuw grootschalig opgezette meng- en krachtvoederbedrijven. In bouwkundig opzicht zijn diverse onderdelen, waaronder de ijzeren loskraan en de houten opslagbunker, inmiddels zeldzaam geworden. Tenslotte is het object, als industrieel bouwwerk, zeldzaam binnen het oeuvre van de architecten Caspar en Jos Franssen.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
527319
Provincie
Gemeente
Plaats

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Maalderij Boerderijen, molens en bedrijven Industrie oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Ceres 1 6001 WT Weert aan de Zuid-Willemsvaart BY Ja
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
R 4561 Weert
R 4508 Weert
R 4560 Weert
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1912 1912 oostelijk volume vervaardiging
1927 1929 westelijk volume verbouwing
Ambachten
Name Beroep Notitie
Franssen, C ; Limburg architect / bouwkundige / constructeur
Franssen, J. ; Limburg architect / bouwkundige / constructeur
Mieland, F. ; Limburg architect / bouwkundige / constructeur
Naar boven