Tussen 1915 en 1920 zijn er in de gemeente vrij veel woningen en bedrijfspanden opgetrokken in vernieuwingsstijl. Zo zijn de dorpsschooltjes met hun schoolmeesterswoningen daar een goed voorbeeld van. Ook deze boerderij, gebouwd in 1918, is daar een voorbeeld van. Deze boerderij is echter uniek ten opzichte van de andere panden in de gemeente door de luxe in zowel het gebruik van de materialen, als de vormentaal gebruikt voor de samenstelling van de bouwvolumes en de gevelcompositie. Boerderijen gebouwd rond 1920 worden veelal gebouwd als ‘blokje’ of als ‘gelede bouw’. Deze boerderij is gebouwd als schuur met woonhuis, waarbij opmerkelijk is dat de schuur in verhouding met de woning klein is. De frontgevel met het entree erin duidelijk gericht op de weg en met de kleurstelling en vormgeving van de boerderij, springt deze direct in het oog vanaf de openbare weg. Het woonhuis is gebouwd op nagenoeg vierkant grondplan als één bouwlaag met verdieping onder een samengesteld kap met twee topgevels en diverse dakschilden. De schuur is gebouwd als één bouwlaag onder een schilddak op eveneens nagenoeg vierkant grondplan. De vormentaal van de woning is hoekig, te herkennen aan de portiek, de erker en de topgevels van het woonhuis. De entree is centraal in de voorgevel, in een portiek, gelegen. Rechts van de entree zit een driedelig raamvenster met boven- en onderramen. Boven dit venster is een dakkapel gesitueerd in dezelfde breedte. Links van de entree is de erker met drie zelfstandige raamvensters aanwezig. De erker is tevens het balkon van de verdieping die bereikbaar is via de dubbele deuren in de topgevel. De linker zijgevel is voorzien van een enkel en een dubbel raamvenster. Boven het dubbele raamvenster is een dakkapel gesitueerd. De rechter zijgevel bezit drie raamvensters en een deurkozijn met kalf en bovenraam. In de topgevel is een driedelig rond venster aangebracht. Alle bovenramen zijn voorzien van een roedenverdeling en gekleurd glas. Aan de onderzijde van de vensters is een raamdorpel van geglazuurde baksteen aanwezig aan de bovenzijde een steens rollaag. De woning is opgetrokken in met bruinrode baksteen in kruisverband metselwerk met platvol voegwerk. Baksteen decoraties als de uitkragende profielsteen onder de gootlijst geven de gevel een verzorgt karakter. Op het dak ligt een verglaasde bruine kruispan. Onder de kap zit een houten bakgoot op geprofileerde klossen. De betimmering loopt door als dakoverstek van de topgevels. De schuur is opgetrokken met bruinrode baksteen in halfsteens metselverband. De schuur is voorzien van stalen stalraampjes met verschillende roedenverdeling en gesloten loopdeuren. De baanderdeuren zijn in de voorgevel gesitueerd. Op de kap liggen natuurrode gegolfde Friese pannen.